Hou in het cultuurbeleid rekening met vensterleeftijden

Hou in het cultuurbeleid rekening met vensterleeftijden
10-04-2019 09:58

Voor mijn boek De essentie van cultuurbeleid en -management ging ik op zoek naar de vijftig belangrijkste publicaties op mijn vakgebied. Ik vatte ze samen, maakte een ordening en voorzag ze van commentaar. In aanvulling daarop formuleerde ik vijftien inzichten, voortkomend uit de literatuur en mijn eigen adviespraktijk. Eén daarvan heeft betrekking op de rol van cultuur tijdens ‘vensterleeftijden’. 

 

Het jaar 2018 eindigde met de adviesaanvraag van Minister Van Engelshoven aan de Raad voor Cultuur over thema’s in het cultuurbeleid en ontwikkelingen op het gebied van kunst, erfgoed en creatieve industrie. Het onderwerp cultuureducatie komt erin  uitgebreid aan bod, maar alleen wat betreft de jeugd. Een belangrijk inzicht uit het onderzoek naar cultuurdeelname (zie mijn boek) is echter (a) dat mensen sterk verschillen in vaardigheden om culturele informatie te verwerken en (b) sterk verschillen in de waarden die bepalend zijn voor levensstijl en gedrag. Bij diverse auteurs en ook uit onderzoek van het SCP komt naar voren dat de vaardigheden en ook de waarden veranderen met de leeftijd. Hieruit volgt dat het bij het cultuurparticipatiebeleid belangrijk is om onderscheid te maken tussen behoeften en mogelijkheden voor jeugd, volwassenen en ouderen.

 

Cultuurdeelname is gezond

De interesse voor de behoeften van ouderen is betrekkelijk nieuw. In het kielzog van de Wereld Gezondheid Organisatie (WHO) die in 2007 het concept van de age-friendly cities lanceerde (als antwoord op de vergrijzing van de wereldbevolking) proberen vooral veel gemeenten tegenwoordig de ouderen te stimuleren om in de samenleving te blijven participeren en eraan bij te dragen. Hierbij speelt mee dat de gemeenten zich sinds de decentralisatie van de zorg aan langdurig zieken en ouderen (2015) genoodzaakt zien om echt werk te maken van deze participatie. Actief zijn – en dus ook het deelnemen culturele activiteiten – heeft een positief effect op de vitaliteit, de gezondheid en het welzijn van ouderen. Het Fonds voor Cultuurparticipatie bijvoorbeeld startte daarom in 2016 met vijf steden het programma Lang Leve Kunst. Op weg naar Age Friendly Cities. Ook zijn er veel lokale initiatieven. Een interessant overzicht hiervan is in 2016 gemaakt door Sandra Trienekens: Preventie, zelfregie en participatie met kunst en cultuur. Inspiratiegids voor lokaal beleid. Het gedachtengoed dat hierin aan de dag wordt gelegd mis ik in de adviesaanvraag van de minister.

 

Centraal in de gids staan ‘participatieve kunstpraktijken’. Deze draaien om actuele vragen die spelen bij de betrokkenen. Betrokkenen nemen actief deel, de praktijken zijn artistiek uitdagend en brengen verandering teweeg. Het zijn kunstenaars, kunstvakdocenten, kunstencentra en andere culturele organisaties die deze kunstpraktijk opzetten in samenwerking met partners uit het sociale domein. De inzet is een duurzame samenwerking tussen cultuur, zorg en welzijn. De samenwerking is succesvol, maar nog niet vanzelfsprekend.

 

Denken in ‘vensterleeftijden’

Een manier om beleidsmatig om te gaan met verschillende levensfasen is het geven van aandacht aan zogeheten ‘vensterleeftijden’. Dit zijn de leeftijden waarop mensen extra ontvankelijk zijn voor nieuwe inzichten en impulsen: de kindertijd, de vroege adolescentie en de derde levensfase. Een goed aanbod op het vlak van cultuureducatie is op al deze leeftijden belangrijk en zou een speerpunt van beleid kunnen zijn. De derde levensfase heeft betrekking op de periode waarin mensen na hun arbeidzame leven veel vrije tijd krijgen. Juist bij deze actieve ouderen is er veel belangstelling voor kunst en cultuur, voor historie en erfgoed. Het verrijkt hun leven. Mensen in deze groep gaan musea en klassieke concerten bezoeken, iets wat zij daarvoor nooit deden. Beleidsmakers denken dan soms dat er een probleem is (“help, het publiek vergrijst”), maar in feite gaat het om nieuwe aanwas, zoals de SCP-rapporten uit 2005 en 2009 laten zien: ouderen tonen meer belangstelling voor de traditionelere vormen van cultuur; musea en monumenten, en ook ballet en klassieke muziek trekken vooral meer 65-79-jarigen. Ook bij de kunstbeoefening signaleert het SCP dat geleidelijk steeds meer mensen op latere leeftijd een kunstdiscipline gaan beoefenen.

 

Deze ‘praktijkles’ uit De essentie van cultuurbeleid en -management mag in het cultuurbeleid van de komende jaren naar mijn smaak niet ontbreken.

reacties  0 reacties reageren

'Schoonheid, welzijn, kwaliteit' het belangrijkste boek over cultuurbeleid

16-04-2017 21:26

Boek OosterbaanUit een enquête die ik recent hield, blijkt dat het boek Schoonheid, welzijn, kwaliteit uit 1990 van Warna Oosterbaan wordt beschouwd als het belangrijkste boek over cultuurbeleid van de afgelopen honderd jaar. Op de tweede plaats eindigde Overheid en kunst in Nederland van Emanuel Boekman (1939), derde werd Een economie van de kunsten van Hans Abbing (1989).

 

In februari van dit jaar benaderde ik vijfentwintig wetenschappers en beleidsbepalers met de vraag naar de belangrijkste boeken over cultuurbeleid en cultuurmanagement van de afgelopen honderd jaar. Oosterbaan had net iets meer pleitbezorgers dan Boekman.

 

Kunstbeleid en verantwoording

Oosterbaan (die we de laatste decennia kennen als redacteur van NRC Handelsblad en als bijzonder hoogleraar Journalistiek en Samenleving aan de Erasmus Universiteit) baseerde zijn boek Schoonheid, welzijn, kwaliteit. Kunstbeleid en verantwoording na 1945 in belangrijke mate op een onderzoek dat hij in het midden van de jaren tachtig deed in opdracht van het ministerie. De studie gaat over het kunstbeleid van de rijksoverheid na de Tweede Wereldoorlog. Centraal staan de twee soorten problemen waarmee de overheid te kampen heeft en vooral hoe zij daarmee omgaat. De eerste hoofdstukken gaan over de legitimering van de rijksoverheidsuitgaven voor de kunst, de latere hoofdstukken over de toewijzingscriteria voor kunstsubsidies.

 

Boekman, niet voor niets de naamgever van het kenniscentrum voor kunst, cultuur en beleid, eindigde kort achter Oosterbaan. Boekman was opgeleid als typograaf en was van in de jaren dertig tweemaal wethouder in Amsterdam voor de SDAP. In 1939 promoveerde hij op het proefschrift Overheid en kunst in Nederland. Zijn studie bestaat uit een overzicht van de verhouding tussen overheid en kunst in de 19e en 20e eeuw en een visie op het toekomstig cultuurbeleid van rijk en gemeenten, waarbij twee zaken voor hem belangrijk waren: het verheffen van het volk via de kunsten en het geven van opdrachten voor kunst bij bouwwerken.

 

Misschien verassend is de derde plek voor Een economie van de kunsten (1989) van Hans Abbing. Dit boek eindigt voor Roel Pots (met het historische overzicht Cultuur, koningen en democraten uit 2000) en de verzamelde opstellen van Jan Kassies: Op zoek naar cultuur (1980). Abbing besteedt aandacht aan de problematische verhouding tussen de kunsten en de economie. Daarbij komen de opleiding van de kunstenaar, de aantrekkingskracht van het beroep, zijn positie op de arbeidsmarkt en de oorzaken van de beperkte werkgelegenheid uitgebreid aan bod.

 

Cultuurmanagement

Op de vraag naar de belangrijkste Nederlandse publicaties van de afgelopen honderd jaar kwamen niet alleen antwoorden die op het cultuurbeleid betrekking hadden. Er werden ook boeken genoemd op het gebied van het cultuurmanagement. Die top 5 luidt als volgt:

  1. Annick Schramme (red) - Cultuurmanagement. De regels van de kunst, 2011
  2. Giep Hagoort - Art Management Entrepreneurial style, 2004
  3. Annick Schramme (red.) - Geld & Cultuur: Cultureel ondernemerschap in financieel moeilijke tijden, 2013.
  4. Annet van der Zee (red)- Management voor de Culturele sector, 2011
  5. Ruurd Mulder - De kunst van cultuurmarketing, 2008.

Een volgende keer meer aandacht voor het vakgebied van het cultuurmanagement, dat duidelijk pas in de afgelopen decennia tot wasdom is gekomen.

 

reacties  0 reacties reageren

Oproep aan de politiek: doe weer aan kunstenaarsbeleid

04-03-2017 10:51

Het is hard nodig dat de politiek in Nederland weer aan kunstenaars-

beleid gaat doen. Vorig jaar bleek uiArtist at workt een arbeidsmarktverkenning van SER en Raad voor Cultuur dat de creatieven zwaar zijn geraakt door de crisis. Vaste banen verdwenen, inkomsten daalden en het aantal zelfstandigen steeg fors. Zo’n 60% van alle kunstenaars werkt tegenwoordig als zelfstandige, daarbij vaak meerdere kleine banen combinerend. WW- en bijstandsuitkeringen komen onder kunstenaars aanzienlijk vaker voor dan onder de gehele beroepsbevolking. Alle reden om hiervan een politiek speerpunt te maken. Een nieuw kabinet kan echt iets doen.

 

Een tijdelijk basisinkomen voor creatieven

De politieke partijen zijn het momenteel over weinig met elkaar eens, maar wel over een ding: het is cruciaal om de innovatiekracht van Nederland te versterken. Om innovatie en ondernemerschap te bevorderen zou het een goed idee zijn een proeftuin in te richten voor het basisinkomen dat wel wordt bepleit: maak een regeling voor vijf jaar die geldt voor startende creatieven. Tenslotte worden er in Nederland door NOC*NSF meer dan 400 stipendia toegekend aan sporters: zou het dan niet logisch zijn om ook de kunstenaars gericht te ondersteunen?

 

Om direct als ondernemer te kunnen starten hebben kunstenaars soms hulp nodig. Het begin gaat namelijk met vallen en opstaan, niet iedereen heeft direct een volledig renderende beroepspraktijk. De overheid kan creatieve starters die nog onvoldoende verdienen helpen door hen een keuze te bieden: ofwel je volgt de weg van de ‘normale’ bijstand, je krijgt een uitkering op het sociaal minimum en je moet solliciteren. Ofwel je volgt vijf jaar lang de weg van het basisinkomen en je gaat op weg naar creatief ondernemerschap.

Het basisinkomen voor creatieven kan op ca. 70% van de bijstandsuitkering worden gelegd. Dat is lager dan het sociaal minimum, maar de regeling heeft voor de startende ondernemer twee voordelen: met het basisinkomen hoeft hij niet te solliciteren en bovendien mag het inkomen met eigen inkomsten worden aangevuld.

 

Als ondernemer aan de slag

Veel creatieven willen van meet af aan als ondernemer aan het werk. Ze hebben basiswaarden waarmee zij zich onderscheiden van anderen. Zo hebben creatieve werkers een sterke voorkeur voor een lossere leefstijl: zij conformeren zich niet graag aan werkgevers of instituten. Daarnaast waarderen creatieven de inhoud van hun werk erg. Hard werken leidt tot resultaat is hun overtuiging en dat resultaat manifesteert zich vooral in persoonlijke ontwikkeling en afwisselend werk en niet (alleen) in financiële termen.

 

Het mooie van deze benadering is dat de groep ‘creatieven’ eigenlijk niet eens gedefinieerd hoeft te worden. Zij definieert zichzelf. Immers; bijna niemand kiest aan het begin van zijn loopbaan vrijwillig voor 70% van het sociaal minimum als hij niet het perspectief denkt te hebben op een succesvolle zelfstandige (creatieve) beroepspraktijk. Het vijfjarig basisinkomen kan een rol hebben voor personen met een erkende kunstopleiding (beeldend kunstenaars, fotografen, componisten, dansers, musici, acteurs, ontwerpers e.d.), maar ook eventueel voor creatieve beroepsgroepen als softwareontwikkelaars, reclamemakers, redacteurs, analisten en trendwatchers. Zij zijn namelijk vaak ook op te vatten als creatieve makers, al hebben ze geen kunstacademie gevolgd.

 

Evaluatie na vijf jaar

De politieke partijen willen dat Nederland en Europa transformeren tot de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld. Welnu: het middel om dit te stimuleren ligt binnen handbereik. Ik pleit voor een experiment van vijf jaar, met vooraf gedefinieerd succesfactoren op basis waarvan de politiek na afloop kan beslissen of het is geslaagd.

reacties  0 reacties reageren

Makkelijke maatregelen om cultuur te stimuleren

Makkelijke maatregelen om cultuur te stimuleren
06-02-2016 13:14

Geregeld haal ik de formule B = p(G +V) aan om uit te leggen dat lokaal cultuurbeleid het product is van politieke koers maal Geld en Vakkennis. De formule betekent dat in gemeenten het culturele leven kan floreren als de politiek een duidelijke koers volgt, hieraan budget koppelt en als de politieke lijn wordt gesteund door kennis van de manier waarop de sector en de samenleving functioneren. Is er geen politieke koers (p=0), dan is er ook geen beleid. Is er echter geen of weinig geld (G=0), dan kan er toch nog wel wat gebeuren.

 

Ruimten beschikbaar stellen

Hoe doe je dat, cultuurmaatregelen zonder geld? Meestal bedoelt de vragensteller: hoe maak je cultuurbeleid zonder gebruik te maken van subsidies? Vanuit het oogpunt van de lokale overheid kun je dat faciliteren noemen. Vooral een gemeente kan veel zaken faciliteren. Dat kost soms wel geld (eenmalig bijvoorbeeld, of uit andere bronnen), maar vergt geen subsidie. De bekendste manier van faciliteren is leegstaande ruimten beschikbaar stellen. Veel gemeenten hebben panden in bezit die tijdelijk of permanent leeg staan. Door deze beschikbaar te stellen voor werk- en oefenruimten of voor exposities en concerten krijgt het culturele leven direct een impuls. In het verlengde hiervan ligt het beschikbaar stellen van locaties: voor uitingen van urban culture, voor festivals of andere openluchtevenementen. Eventueel kan daarbij ook worden voorzien in een passende ondergrondse infrastructuur ter plekke (krachtstroom, water, riolering).

 

Combinatiefuncties

Een andere vorm van faciliteren is een plek op het wereldwijde web. Bijvoorbeeld voor een evenementenkalender of een Uit-agenda. De gemeente kan ook iemand beschikbaar stellen die zo’n site voedt. Soms kan zo’n functionaris ook andere organiserende taken krijgen en heeft hij een naam: cultuurmakelaar, cultuurcoach, o.i.d. Als deze persoon wordt aangemerkt als combinatie-functionaris, kan de gemeente het rijk de helft laten meebetalen. De activiteiten van zo’n aanjager kunnen ook betrekken hebben op het organiseren van cultuureducatie voor de jeugd of bijvoorbeeld het onderhouden van een lokaal cultureel platform. Een volgende stap is om deze verbindingsofficier te laten werken aan het opzetten van een lokaal of regionaal Cultuurfonds dat (evt. eenmalig) wordt gevoed door de overheid, het bedrijfsleven en vermogende particulieren of private stichtingen in de omgeving.

 

Collectieve cultuurpromotie

Wie cultuur wil stimuleren, zorgt dat de interesse van het publiek wordt gewekt. Culturele organisaties doen altijd zelf aan promotie, maar vaak worden de inspanningen effectiever als ze worden gebundeld. De gemeente kan de marketeers uitnodigen om samen te werken. Bijvoorbeeld aan projecten zoals een seizoensopening, een festival, een themaweek of een culturele zondag. Deze vormen van collectieve marketing leiden vrijwel altijd tot meer bezoek en versterking van de sector. En als een evenement dan succesvol is, is het beslist een idee om de opbrengst uit de toeristenbelasting (of de parkeergelden) terug te sluizen naar de culturele initiatiefnemers om zo hun ondernemerschap te belonen.

De cultuurdeelname kan ook worden gestimuleerd door deze betaalbaar te maken. Dit kan door een Jeugdcultuurfonds in te stellen en/of door een kortingspas of een algemene cultuurpas in te voeren.

 

Culturele wijk

Een manier om het culturele klimaat in algemene zin te stimuleren is het bijvoorbeeld door een culturele wijk te maken. In mijn boek De Culturele Stad reik ik hiervoor een toolkit aan. Deze bestaat grotendeels uit middelen die geen subsidie vergen. En dan zijn er natuurlijk nog de middelen om ondernemerschap te bevorderen: belemmeringen opheffen (zoals regels m.b.t. paracommercialiteit, openingstijden, vergunningverlening voor evenementen en geluidhinder) en stimulering (door bv het afgeven van garanties voor leningen). Ook het toestaan dat parkeergelden worden geheven valt hieronder.

 

Blijft over dat het hebben van een basisniveau aan culturele voorzieningen belangrijk is. En die vergen meestal subsidie. Eigenlijk kunnen de genoemde low budget-maatregelen alleen goed uitpakken als er wel een basis van voorzieningen mét subsidie aanwezig is.

reacties  0 reacties reageren