Een ramp voor winkeliers, maar een kans voor kunst & cultuur

12-12-2016 11:23

christmas-shopping-1088186_960_720Er wordt voorspeld dat 12 december de dag is met de grootste piek in online omzet van het jaar: € 117 miljoen. Dit jaar groeien de online december-aankopen waarschijnlijk met 13 % ten opzichte van 2015. Ze komen uit op € 5,1 miljard. Een teken dat het shoppen steeds meer op internet plaatsvindt. Nog zo’n indicator: vorig jaar kocht 68% van de mensen cadeaus voor de feestdagen via internet, dit jaar ligt dit percentage op 72%. Deze ontwikkeling is een ramp voor winkeliers, maar een kans voor kunst en cultuur. Hieronder leg ik uit waarom.

 

Winkelstraten kampen steeds meer met leegstand en in krimpgebieden vechten kleine kernen tegen bevolkingsdaling en het verdwijnen van voorzieningen. Culturele organisaties zoals bibliotheken, kunstencentra, filmhuizen et cetera kunnen hier uitkomst bieden. Met een scala aan activiteiten en een laagdrempelige toegang kunnen zij zorgen voor reuring en dienstverlening.

 

Goed nieuws voor gemeenten

Gemeentebesturen zoeken nijver naar manieren om de bevolkingsdaling te dempen en de gevolgen van online winkelen tegen te gaan. Ze zoeken impulsen voor hun winkelstraten en substituten voor voorzieningen die al zijn verdwenen: de detailhandel, de horeca, het buurthuis, het bankfiliaal, het postkantoor. Voor deze gemeenten is er goed nieuws: culturele organisaties zijn tegenwoordig breed georiënteerd, kijk bijvoorbeeld naar de openbare bibliotheek. Die doet inmiddels veel meer dan alleen boeken uitlenen. Op allerlei manieren werkt zij aan de persoonlijke ontwikkeling van mensen. Zij leent nog steeds fysieke boeken uit, maar organiseert daarnaast lezingen, zorgt voor taallessen, heeft een cursusaanbod, helpt mensen die niet digivaardig zijn, bestrijdt laaggeletterdheid, ondersteunt vluchtelingen en biedt werk- en studieplekken voor jong en oud.

De bibliotheek doet dit niet alleen. Er wordt samengewerkt met organisaties als het UWV, het COA, de welzijnsorganisatie, het Zorgloket ed. Op steeds meer plekken ontpopt de bibliotheek zich als een plek waar bewoners moeten zijn om zich als burger te kunnen ontwikkelen en manifesteren. Daarbij ondersteunt de bibliotheek mensen op allerlei manieren, wat vaak gebeurt door vrijwilligers. Zij zijn het die het lezen op de basisscholen bevorderen, die boeken bij ouderen langs brengen, die mensen leren hun belastingformulier te uploaden of die als taalmaatje een vluchteling helpen met Nederlands.

 

Sociale motor

En waartoe leidt dit? Tot bibliotheken maar ook kunstencentra en andere multifunctionele culturele voorzieningen waar het een komen en gaan is van mensen die koffie willen drinken, de krant willen lezen, willen studeren, een vergunning moeten aanvragen (het digiloket), een bijeenkomst willen bijwonen, de taal willen leren, een baan zoeken, een adviseur willen raadplegen. Waarbij het een prachtig gegeven is dat al die culturele instellingen een neutrale plek zijn waar je zomaar naar binnen kunt gaan zonder dat iemand er iets van denkt of vindt. Iedereen mag er zijn en niemand die iets van je moet. Geen wonder dat ze zo’n aantrekkingskracht hebben.

Gemeenten doen er goed aan om hiermee strategisch om te gaan. Culturele initiatieven hebben de potentie om de reuring terug te brengen in winkelstraten die wegkwijnen en in stadskernen die uitdoven. De gemeente hoeft daarvoor maar twee dingen te doen: een centraal gelegen gebouw (liefst een pand met uitstraling) beschikbaar stellen en de culturele organisatie aansporen om zich met behulp van vrijwilligers en partners te ontpoppen als sociale motor. Culturele organisaties maken een woongebied interessant en levendig. En tegelijkertijd kunnen zij een belangrijke samenbindende functie vervullen voor de lokale bevolking als plek van ontmoeting, contact en uitwisseling: belangrijk in een tijd waarin individualisering en culturele diversiteit soms leiden tot vervreemding en segregatie.

reacties  0 reacties reageren

Drie zorgen over de stedelijke culturele ontwikkeling

12-12-2016 11:20

Drie zorgen hebben steden die cultuur belangrijk vinden voor de ontwikkeling van hun burgers en hun bedrijfsleven: de hoge huisvestingslasten waar culturele organisaties mee kampen, de grote concurrentie op de vrijetijdsmarkt en het populisme dat ook lokaal wortel schiet.
 Deventer op Stelten3

Gisteren stuurde minister Bussemaker een brief aan de Tweede Kamer als traditionele start van het debat over de Cultuurbegroting (dit jaar op 21 november). De brief gaat vergezeld van de publicatie ‘Cultuur in Beeld’, waarin feiten en cijfers staan over de ontwikkelingen in de culturele sector. In de brief benoemt de minister de zorgen: over het publieksbereik van de kunsten, over de spreiding van cultuur over het land en over de arbeidsmarktpositie van kunstenaars. 

Voor de steden zie ik echter drie andere zorgen.

Op één: de kosten van het culturele vastgoed. We zien de ontwikkeling dat op de begroting van culturele organisaties de huisvestingscomponent steeds belangrijker wordt, ten koste van het programmabudget. Nederland heeft zeven jaar economische recessie gekend, maar de culturele gebouwen hebben er nog nooit zo mooi bijgestaan als nu. En hebben nog nooit zo zwaar gewogen op de begrotingen van de organisaties. Het is zaak dat steden opnieuw gaan nadenken over het nut en de functie van culturele gebouwen en over wat ze mogen kosten. Die kosten beginnen namelijk buiten proportie te raken voor een sector die is verarmd. Bovendien is de inhoudelijke ontwikkeling van de kunsten er een ‘van binnen naar buiten’: steeds minder in gebouwen en zalen, steeds mee op spannende locaties, tijdens festivals of bijzondere gelegenheden.

Op twee: de steeds grotere concurrentie in het stedelijk vrije tijdsaanbod. Uit onderzoek van het SCP blijkt dat Nederlanders gemiddeld over 45 uur vrije tijd per week beschikken. Daarvan is maar weinig tijd bestemd voor cultuur en hobby’s. Mediagebruik (lezen, tv, audio, computer) is veruit het meest verkozen tijdverdrijf: ca. 21 uur p/w. Met bezoek aan cultuur, zoals musea, bioscoop of theater is gemiddeld een half uur per week gemoeid. Culturele organisaties moeten dus met steeds meer concurrenten strijden om vrije tijd die steeds schaarser wordt. Dit heeft tot gevolg dat cultureel aanbod dat de aansluiting met de tijdgeest mist, uit de belangstelling raakt. Steden en organisaties die niet tijdig vernieuwen hebben daarmee een probleem.

En op drie: het populisme dat ook op stedelijk niveau wortel schiet. Uit onderzoek en ervaring weten we dat lokale partijen meestal weinig op hebben met kunst en cultuur. Veel lokale partijen vertonen populistische trekjes. Derk-Jan Eppink schreef op 9 november in De Volkskrant over de drieschaar: anti-immigratie, antiglobalisering en anti-establishment die aan het populisme ten grondslag ligt. Deze heeft de Brexit veroorzaakt en de verkiezing van Trump en kent ook lokaal zijn uitingsvormen. Diverse culturele organisaties kampen ermee dat ze door lokalo’s worden weggezet elitair, globalistisch en overheidsafhankelijk. In diverse steden pleitten de lokalo’s de afgelopen jaren voor kortingen op kunst en cultuur met als argument de economische recessie.

Het zou mooi zijn als de minister niet alleen haar Haagse zorgen met de Tweede Kamer bespreekt, maar ook de zorgen die op stedelijk niveau leven.

reacties  0 reacties reageren